The Signs of Times d. 30. november 1891

Terugkeer

De gevolgen van de wedergeboorte

De gevolgen van de wedergeboorte

Christus zei tegen Nicodemus: “U moet opnieuw geboren worden.” Maar Nicodemus kon dat niet begrijpen, omdat hij, net als de rabbi’s en de schriftgeleerden en de Farizeeën, naar de natuurlijke wet keek in plaats van naar de geestelijke. Niemand kan het verklaren omdat het bovennatuurlijk is, maar de wedergeboorte laat praktische gevolgen zien. Zoals “de wind waait waarheen hij wil en u hoort zijn geluid, maar u weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat,” zo zal het met een ieder zijn die “geboren is uit de Geest.” Een van de krachtigste bewijzen dat de wedergeboorte heeft plaatsgevonden is dat de wedergeboren ziel niet op zichzelf is gericht.

De Geest van God werkt verschillend in verschillende personen. Allen hebben de vrede van Christus, en vurige, vreugdevolle dankbaarheid stijgt als reukwerk op naar de hemel. En wanneer de diepe werking van de Geest van God in iemands eigen hart worden gevoeld, dan wekt dat een verlangen dat anderen opnieuw geboren zullen worden. De liefde van God dringt hem om zeer ernstig te werken, met tranen en gebeden, dat zijn familieleden en vrienden ook met God verzoend mogen worden.

Iedere werkelijk bekeerde ziel wordt in het koninkrijk van God geboren als een zendeling. Zij hebben allen een ernstige ijver en verlangen in hen geplant gekregen om vele zielen tot gerechtigheid te keren. Zij wachten niet tot die zielen bij hen komen, maar zij gaan eropuit om te zoeken en te redden die verloren waren. Zij hebben de hemelse zalving, een nieuwe geestelijke kracht wordt hen meegedeeld, want dit is het werk van de Trooster. Zij weten door hun eigen ervaring en door de Geest van God, hoe zij de mensen moeten bereiken. Zij weten hoe ze geduldig moeten zijn en hoe zij altijd de zachtmoedigheid en mildheid van Christus moeten tonen. Door de Geest van Christus zoeken zij zielen in duisternis en opstandigheid tegen de heilige wet van God, en stellen zij de waarheid voor zoals die in Hem is. Zij zijn geen stille medearbeiders, maar werkers samen met God, verlangend om hun getuigenis voor Christus te geven, opdat zij anderen zouden kunnen troosten met de troost waarmee zij zelf worden getroost. Als zij ontmoedigd raken, en hun ijver verliezen, omdat zij, die al zolang in het geloof zijn zo onverschillig zijn, dan moeten zij meer bidden en harder werken, opdat zij niet in dezelfde lusteloosheid terechtkomen en ontrouw worden en de Meester teleurstellen, die aan iedereen zijn werk heeft gegeven.

De sfeer in veel kerken is drukkend, omdat zij niet de zuivere lucht binnenlaten die komt van de troon van God. Hun leven is niet met Christus verborgen in God. Zij onderwerpen zich niet voortdurend aan de discipline van Christus, strevend om zijn deugden te verwerven en die wijsheid te verkrijgen die de Trooster altijd wil meedelen. Zonder een voortdurende, groeiende belangstelling voor de zaak van Christus, zullen zij geen en kunnen zij geen werkers met God zijn.

Zij die zelfzuchtig zijn verliezen de kostbaarste mogelijkheden. “U bent het licht van de wereld.” Een bewolkte lucht wekt geen prettige gevoelens op, maar wanneer de wolken uit elkaar gaan, en de vrolijke stralen van de zon tevoorschijn komen, zeggen wij dat het als de glimlach van God is. En wanneer het verdrietige gelaat oplicht, en de vrolijke stralen van opgewektheid laat schijnen, voelen wij ons getroost. Al wordt er geen woord gesproken, wij zien het licht van Jezus in het menselijke gelaat.

Het licht dat op ons schijnt mag niet weggeborgen worden maar aan anderen worden gegeven in heldere, voortdurende stralen. Het moet een aantrekkelijk licht zijn. De geest moet gevuld worden met alle dingen die Christus ons wil leren, en de dingen die Hij ons in gedachten brengt, die ons zullen versterken, zegenen en vertroosten, en ons Zijn vrede geven. Maar deze grote zegen kan alleen worden behouden en vermeerderd door aan anderen uit te delen. De aantrekkelijkheden van de hemel zijn ons licht, de woorden en beloften van Christus zijn onze zekerheid. Daar moeten wij op vertrouwen en Christus openbaren aan onze wereld. Wij moeten de zonnige kant van onze godsdienst voor ogen houden, in plaats van een schaduw te worden door twijfel uit te spreken. Murmureren en klagen zullen nooit de juiste indruk geven van wat Jezus beloofd heeft aan allen die in Hem geloven en zijn woord aannemen, en daders ervan zijn. “Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet zoals de wereld die geeft, geef Ik die u.” “Laat uw hart niet in beroering raken en niet bevreesd worden.” “Wees in geen ding bezorgd, maar laat uw verlangens in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God; en de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten bewaken, in Christus Jezus.” “En laat de vrede van God heersen in uw harten.”

“Laat het woord van Christus in rijke mate in u wonen, in alle wijsheid; onderwijs elkaar en wijs elkaar terecht met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen. Zing voor de Heere met dank in uw hart.” De discipel van Christus mag geen ongeruste, bezorgde gezichtsuitdrukking hebben alsof hij geen troost heeft. Christus zei, “Ik zal u niet als wezen achterlaten.”

Er is in deze rijke beloften het gezworen woord van Een die heeft bewezen hoeveel Hij van de mens houdt en hem waardevol acht, en wij moeten er altijd aan denken dat we mede arbeiders zijn met God. En wanneer we op die manier met Jezus verbonden zijn, moeten wij de geest van Christus te allen tijde openbaren, wij moeten de moed niet laten zakken, want er is over Christus gezegd: “Hij zal niet uitdoven, Hij zal niet geknakt worden.”

Onverwachte teleurstellingen zullen er komen. Jezus was vaak bedroefd over de hardheid van de harten van de mensen, en u zult net zo’n ervaring hebben. Uw gebeden, uw tranen, uw smeekbeden, kunnen misschien geen reactie teweeg brengen. Harten zijn dood in overtredingen en zonden. Er lijkt geen berouw te zijn, maar alleen onverschilligheid en tegenstand, en van sommigen zelfs minachting, wanneer u een zekere overwinning verwachtte. Maar u mag uw pogingen niet staken, als er één weigert, keer u naar een ander. Heb vertrouwen dat de Trooster het werk zal doen dat voor u onmogelijk is. Heb geloof in alle gezegende beloften die Christus u heeft gegeven. Werk met liefde en onoverwinnelijke moed, want dat moet u doen als u wilt slagen. “En laten wij niet moe worden goed te doen, want te zijner tijd zullen wij oogsten, als wij het niet opgeven.”

U hoeft niet uw eigen weg te volgen of in uw eigen wijsheid te plannen en bedenken, als u dat zou doen zou u zeker falen. Maar plaats uzelf als een leerling in de school van Christus. Hij zal u onderwijzen, Hij zal u tuchtigen en trainen in Zijn manier van werken. En de Trooster zal u alles in gedachten brengen. U zult ontdekken wanneer u zich onderwerpt aan het leerproces, dat u geestelijk doelgericht wordt. Zelfs uw geheugen zal worden versterkt. De woorden van Jezus zullen in uw gedachten opkomen wanneer u ze nodig hebt, en dan kunt u de rijke beloften van God voor uw eigen hart en voor anderen herhalen. Wanneer u van uw stuk wordt gebracht, zult u anderen niet belasten, maar u zult gaan naar de hulp waarin is voorzien – de Trooster. Op deze manier zult u groeien, ziende op Jezus, vertrouwende op Hem, gelovende in Hem. U zult al uw zorgen op Hem werpen. En terwijl u vooruit gaat op Gods manier, doorgaat met de vechtlustige oorlogvoering, en persoonlijk bruikbaar bent in samenwerking met Jezus, zult u toenemen in genade en in de kennis van onze Here en Heiland Jezus Christus.

Groeiende christenen zijn altijd werkende christenen. Niemand zou nu werkeloos moeten zijn. De gedachte van werkers te zijn met God in het bekeren van zondaren van de verkeerde weg, zou ons aan moeten zetten tot ijverige inspanningen. Eén ziel die gered wordt voor wie Christus de losprijs heeft betaald met Zijn eigen bloed, zal vreugde brengen bij de Verlosser.

De Trooster zal voor eeuwig bij u blijven, u helpen bij iedere inspanning. De Heilige Geest wordt beloofd aan iedere ziel die een volgeling van Jezus zal zijn. Zullen wij, die zeggen dat wij Jezus liefhebben en zeggen dat wij deze grote hoop hebben, die groot is door onsterfelijkheid en vol van heerlijkheid, voortgaan met troosteloze harten en sombere gezichten? Waarom zijn wij niet allemaal opgewekt met liefde voor Jezus? Waarom zijn onze harten niet vreugdevol in God, zelfs onder beproevingen en verzoekingen? “Mijn vrede geef Ik u.” Waarom neemt u die dan niet aan, en laat u zien dat u werkelijk daders bent van de woorden van Christus? “Laat uw hart niet in beroering raken en niet bevreesd worden.” Zullen wij niet vreugdevol zijn in de God?

afsn nr:1
afsn nr:2
afsn nr:3
afsn nr:4
afsn nr:5
afsn nr:6
afsn nr:7
afsn nr:8
afsn nr:9
afsn nr:10
afsn nr:11
afsn nr:12